Conceptueel model
Waar ga ik in mijn onderzoek naar kijken?
Wat is het?
Modellen zijn voor de organisatie-adviseur wat een hamer en zaag zijn voor de timmerman: essentieel gereedschap dat je vrijwel altijd nodig hebt in je werk.
Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid. Het is een ‘plaatje’ dat laat zien van belangrijke dingen zijn om in je onderzoek naar te kijken.
Een model wordt vaak weergegeven in de vorm een afbeelding of een schema, maar het kan ook een opsomming, een maquette, of zelfs een formule zijn. Kenmerkend voor een model is dat het geen exacte weergave van de werkelijkheid is, het geeft alleen die elementen weer die volgens de maker het meest van belang zijn.
Wanneer gebruik je het? En waarom?
Als je op een systematische manier informatie wilt verzamelen, dan heb je een model nodig. Modellen gebruik je dus zowel de probleemidentificatie-, diagnose-, ontwerp-, implementatie- als evaluatiefase van je project. Soms kun je volstaan met een eenvoudig algemeen model, bijvoorbeeld het 5W-model dat vaak in de probleemidentificatiefase wordt gebruikt. In de diagnose van je onderzoek heb je vaak een specialistisch model nodig dat is toegespitst op het onderwerp dat je gaat onderzoeken.
Je model bepaalt de inhoudelijke structuur van je onderzoek. Op basis van je model bepaal je welke deelvragen je gaat stellen, welke informatie je gaat verzamelen, hoe je je informatie analyseert en welke conclusies je trekt. Je model is dus allesbepalend voor je onderzoek en komt in elke stap van het onderzoek terug.
Hoe pas je het toe?
In grote lijnen kun je onderscheid maken tussen beschrijvende modellen en verklarende modellen. Hieronder lichten we toe hoe je ze toepast in je onderzoek.
Beschrijvende modellen
Een beschrijvend model deelt het onderwerp dat jij gaat onderzoeken op in kleinere stukjes. Het model vertelt wat belangrijke onderdelen, fasen, stappen, aspecten, of varianten zijn die met betrekking tot jouw onderwerp kunnen worden onderscheiden.
Een voorbeeld van een beschrijvend model dat je kunt gebruiken de organisatiecultuur van een bedrijf te onderzoeken is het Competing Values Model van Cameron & Quinn (2019). Dit model deelt het begrip organisatiecultuur op in vier verschillen typen (zie figuur 1):
(1) een mensgerichte cultuur,
(2) een innovatiegerichte cultuur,
(3) een resultaatgerichte cultuur,
(4) een beheersgerichte cultuur.
Figuur 1: Competing Values Model (beschrijvend model)
Als je dit model als basis voor je onderzoek gebruikt, dan kan de inhoudelijke structuur van je onderzoek er als volgt uitzien:
- De hoofdvraag luidt: “Wat is de dominante cultuur in deze organisatie?”;
- Deelvragen zijn dan: “In hoeverre is er in deze organisatie sprake van een (1) mensgerichte cultuur, (2) van een innovatiegerichte cultuur (3) van een resultaatgerichte cultuur en (4) van een beheersgerichte cultuur?”. Je ‘meet’ dus alle variabelen uit het model en formuleert per variabele een deelvraag: Wat is de waarde die deze variabele aanneemt in deze organisatie?
- De variabelen uit het model kun je meten door middel van een enquête of interviews waarin medewerkers wordt gevraagd aan te geven in hoeverre ze een (1) mensgerichte cultuur, (2) innovatiegerichte cultuur (3) resultaatgerichte cultuur en (4) beheersgerichte cultuur ervaren.
- In de resultatensectie geef je een samenvatting gegeven van de antwoorden die medewerkers hebben gegeven op de vragen over een (1) mensgerichte cultuur, (2) innovatiegerichte cultuur (3) resultaatgerichte cultuur en (4) beheersgerichte cultuur, bijvoorbeeld in de vorm van gemiddelde scores op de vier variabelen (bij een kwantitatieve meting), of in de vorm van typerende citaten behorende bij de vier culturen (bij een kwalitatieve meting).
- In de conclusies beantwoord je in één zin elke deelvraag (“In hoeverre is er in deze organisatie sprake van een mensgerichte cultuur, innovatiegerichte cultuur, resultaatgerichte cultuur en beheersgerichte cultuur?”) en de hoofdvraag (“Wat is de dominante cultuur in deze organisatie?”).
Je model is dus het raamwerk dat de hele opzet van je onderzoek en je rapportage bepaalt. De ontwikkelaar van het model heeft vaak ook een bijbehorende vragenlijst opgesteld die je voor je diagnostisch onderzoek kunt gebruiken. Een voorbeeld van een vragenlijst die je kunt gebruiken om de concepten uit het Quinn-model te meten vind je hier: https://www.boomhogeronderwijs.nl/media/8/download_pdf_culture_assessment_workbook.pdf.
Verklarende modellen
Verklarende modellen zijn modellen die je vertellen wat mogelijke oorzaken zijn van een probleem of wat belangrijke factoren zijn die met het onderwerp samenhangen. Een verklarend model maakt onderscheid tussen afhankelijke variabelen (iets wat je wilt verklaren, bijvoorbeeld ziekteverzuim) en onafhankelijke variabelen (dingen die daarop van invloed kunnen zijn, bijvoorbeeld werkdruk, leeftijd, gezondheid, etc.).
Een voorbeeld van een veelgebruikt model dat de ‘veranderingsbereidheid’ van medewerkers probeert te verklaren is het DINAMO-model van Metselaar & Cozijnsen (2001; zie Figuur 2). Volgens dit model zijn er drie soorten factoren (onafhankelijke variabelen) die de veranderingsbereidheid van medewerkers (afhankelijke variabele) bepalen:
(1) motivatie (willen veranderen),
(2) competentie (kunnen veranderen),
(3) externe druk (moeten veranderen)
Figuur 1: DINAMO-Model (verklarend model)
Aan de hand van dit model kun je in een diagnostisch onderzoek kijken welke van deze factoren in welke mate de veranderingsbereidheid van medewerkers in de organisatie die jij adviseert, belemmeren: ligt het aan de motivatie van medewerkers, ligt het aan hun competentie, of ligt het aan het gebrek aan externe druk?
Als je dit model als basis voor je onderzoek gebruikt, dan kan de inhoudelijke structuur van je onderzoek er als volgt uitzien:
- Hoofdvraag: De hoofdvraag luidt: “Hoe kunnen we de (lage) bereidheid van medewerkers om mee te werken aan de geplande reorganisatie verklaren?”.
- Deelvragen: Deelvragen zijn dan:
- “Hoe hoog is de door medewerkers ervaren (1) motivatie, (2) competentie en (3) externe druk en hoe hoog is hun (4) intentie om te veranderen?”
- “Wat is de relatie tussen de door medewerkers ervaren (1) motivatie, (2) competentie en (3) externe druk om te veranderen, en (4) hun intentie om te veranderen?”. Oftewel: “In hoeverre wordt (4) de intentie om te veranderen bepaald door de (1) motivatie, (2) competentie, of (3) externe druk om te veranderen?”.
Je formuleert dus een deelvraag voor elke variabele uit het model (wat is de waarde die deze variabele aanneemt in deze organisatie?) en voor elke pijl uit het model (wat is de relatie tussen deze variabelen in deze organisatie?).
- Meetinstrumenten. De variabelen uit het model kun je meten door middel van een enquête waarin medewerkers wordt gevraagd aan te geven in hoeverre ze (1) motivatie, (2) competentie, (3) externe druk ervaren en (4) de intentie hebben om zich in te zetten voor de verandering;
- In de resultatensectie geef je een samenvatting van:
- de antwoorden van de medewerkers op de vragen over hun (1) motivatie, (2) competentie (3) externe druk en (4) intentie om te veranderen, bijvoorbeeld in de vorm van gemiddelde scores op de vier variabelen en
- de samenhang tussen de ervaren (1) motivatie, (2) competentie, (3) externe druk en (4) bereidheid van medewerkers om te veranderen, bijvoorbeeld in de vorm van correlaties tussen de drie onafhankelijke variabelen en de afhankelijke variabele;
- Conclusies: In de conclusies beantwoord je in één zin elke deelvraag en de hoofdvraag:
- “Hoe hoog is de door medewerkers ervaren (1) motivatie, (2) competentie en (3) externe druk en (4) intentie om te veranderen?”;
- “Wat is de relatie tussen de door medewerkers ervaren (1) motivatie, (2) competentie en (3) externe druk om te veranderen, en (4) hun intentie om te veranderen?” en
- “Hoe kunnen we de (lage) bereidheid van medewerkers om mee te werken aan de geplande reorganisatie verklaren?”.
Een voorbeeld van een vragenlijst die je kunt gebruiken om de variabelen uit het DINAMO-model te meten, vind je hier.
Tip: Een belangrijk onderdeel van de deskundigheid die je in de loop van studie en loopbaan moet opbouwen is je kennis van modellen. Je kwaliteit als deskundige wordt in belangrijke mate bepaald door je kennis van modellen en je vermogen om het juiste model op het juiste moment toe te passen. Kijk eens op een site als Managementmodellensite of haal het Groot Psychologisch modellenboek uit de bibliotheek. Neem de modellen door en kijk welke je aanspreken; welke aansluiten bij interesses. Verdiep je in deze modellen en de achterliggende theorie. Op deze manier ontwikkel je als professional een specialisme waarmee je je onderscheidt van anderen.
Meer informatie
- Boek: Van der Horst, A., Hoogstraten, P., Meyer, H., Serlie, A. W., & Wanrooy, M. J. (2013). Groot psychologisch modellenboek: 51 modellen voor ontplooiing van jezelf en anderen. Van Duuren Management. https://bit.ly/3fcjsUV
- Video: Conceptueel model opmaken in 4 simpele stappen. https://youtu.be/2prp9WxRZGU
- Roel Grit. Conceptueel Model. https://www.youtube.com/watch?v=d32_JncC9vo
- Internet: Internetmodellensite. https://managementmodellensite.nl/category/modellen/
- Internet: Value Based Management. https://www.valuebasedmanagement.net/